Tip van de week

07/02: 'bergen’ van Tess Declercq

Shari Van Goethem is dichter. Ze houdt van weinig woorden. Woorden die ze zo lang mogelijk onuitgesproken laat. Sacrale herhaling en misleidende eenvoud kenmerken haar poëzie. Ze zoekt graag de reikwijdte en de grenzen van de taal op, de verschillende betekenislagen in een woord, een zin. Van haar hand verschenen eerder de lovend onthaalde bundels 'Een man begraaft een boom' (2016) en 'Tere stengels' (2019). 'Een vorm van vasthouden van', een poëtisch en geïllustreerd dagboek over het eerste levensjaar, verschijnt in maart 2024 bij Uitgeverij Vrijdag.

Leuk weetje: Shari werd op dit platform in 2013 zelf getipt door Michaël Vandebril en een jaar later nog eens door Stijn Vranken.


Shari Van Goethem
tipt deze week ‘bergen’ van Tess Declercq.

"Tess begint haar gedicht krachtig met de regel ‘mijn vingers branden door mijn handschoenen heen’. Een zin die verlangen doet vermoeden. En is dat niet exact wat goeie poëzie doet? Ze suggereert, maar legt niets op. Een gedicht met zo’n beginregel kan nog alle kanten op, maar toch zit je meteen met een bepaald gevoel opgezadeld. De handschoenen doen ons rillen. De ik wil grip op iets krijgen, op iets dat haar ontsnapt.

Ook in de volgende regel laat Tess Declercq nog veel open. Maar het verlangen wordt bevestigd. De ik-persoon is onderweg, aan hoge snelheid. Deze ik-figuur brandt, hunkert naar vervulling – maar van welke wens?

In de volgende regel lezen we dat de ‘tijdloze zone’, waarin de ik in verbinding stond met een jij, niet meer is. Er wordt iemand gemist. De je is onbereikbaar geworden. Of is het de ik die een muur om zich heen heeft gebouwd? De tijd blijkt de ik in ieder geval op de hielen te zitten. De grond onder haar voeten verdwijnt langzamerhand.

In de zesde regel wordt uitgelegd wat er in regel vijf gebeurt. Uitleg en poëzie gaan niet altijd goed samen. Maar toch hou ik van het filosofische gehalte van deze zin. Maar deze zin is ook ietwat verwarrend (noodzakelijk verwarrend blijkt later). Ik had namelijk van bij het begin het gevoel dat de ik diep zat, blijkbaar denkt de ik daar anders over. Is hier sprake van een gebrek aan zelfinzicht?

Het gedicht blijft in de volgende regels eerder filosofisch en zelfs een tikkeltje moralistisch. Het rijm wordt nu ook wat opvallend. Maar er zit wel een mooie boodschap in deze zinnen. De ik lijkt de gerichtheid op zichzelf en het eigen verlangen los te laten. Het einde lijkt die interpretatie te bevestigen. Blijkbaar moest de ik eerst diep gaan, de grond onder haar voeten verliezen opdat ze de ander, de jij weer kon horen (en zien als een deel van zichzelf).

Hoe meer ik dit gedicht lees, hoe knapper ik het vind. Er staat geen enkel moeilijk woord in dit gedicht en het is ongelofelijk rijk aan betekenis."

 

Copy foto: Sophie Nuytten