Tip van de week

21/02: ‘Het leven in rood, geel en blauw’ van Lennart Vanstaen

Harold Polis is auteur en recensent. Hij was onder andere medeoprichter van uitgeverijen Meulenhoff/Manteau, De Bezige Bij Antwerpen en Polis. Hij gaf boeken uit van, onder anderen, Nobelprijswinnares Svetlana Aleksijevitsj, Amélie Nothomb, Paul Verhaeghen, Jeroen Olyslaegers, Tom Naegels, Rachida Lamrabet en Bart Van Loo. 

Harold Polis tipt deze week ‘Het leven in rood, geel en blauw’ van Lennart Vanstaen

"Lennart Vanstaen beschrijft in ‘Het leven in rood, geel en blauw’ hoe de volwassenheid de ervaringen van de kindertijd uitvlakt. Veelkleurigheid staat hier symbool voor verloochening. Vanstaen probeert zich de basiskleuren van zijn jeugd te herinneren, omdat ze voor hem de wereld hebben geopend. Als dertiger beschikt hij over een rijk kleurenpalet, ‘maar er komt niets meer op papier’.

Op een delicate manier laat Vanstaen de authenticiteit van de jeugd samenvallen met een monochroom en stralend beeld van de werkelijkheid. Eenduidigheid is hier een voordeel. Een zeker heimwee naar de jonge jaren vormt uiteraard een klassiek thema en Vanstaen stipt de vitaliteit ervan aan: het is een bron van levenslust. Dat doet wat denken aan Nietzsche, een van de grote herauten van het vitalisme, die schreef dat hij één wilde zijn met de aarde onder een blauwe hemel. De vibrerende band met de levende krachten rondom ons voert hoe dan ook weg van de volwassenheid, met haar compromissen, grijstinten en onoverkomelijke twijfels.

In zijn korte notitie over het verlangen naar een onbeschroomde kinderblik laat Vanstaen gelukkig een ontsnappingsroute open voor de met gedachten bezwaarde volwassenen. Die mogen hun ‘hoofdkleuren’ nooit vergeten en moeten leren om, waar nodig, het volwassen kladwerk te voorzien van een jeugdige glans."

 

 

 

Gerelateerd

Tip

Het leven in rood, geel en blauw

Als dertiger sta ik meer te klungelen dan als kleine jongen. Dat mensen naar me toe komen voor een luisterend oor, voor mijn goede raad, voor mijn empathisch vermogen, terwijl ik om de haverklap met mezelf in de knoop lig, ik krijg er schaamrood van op mijn wangen. Op de Steinerschool leerde ik rood, geel en blauw kennen als de hoofdkleuren. Dat was duidelijk. Ik schilderde het ene na het andere pièce de résistance. Een half leven later heb ik een reusachtig pallet met elke denkbare kleur voor mij liggen. Maar er komt niets meer op papier. Als kind wist ik heel goed wie ik was. Ik bouwde een wereld vol gevaren met Lego, maakte mijn eigen geheimschrift en had van alles een lievelingsexemplaar. Blauw, ijsbeer, lasagne, donderdag, zes, de letter ‘r’. Geen enkel vriendenboekje dat de revue passeerde, kon een categorie opnoemen waarvan ik niet met zekerheid wist welk onderdeel ervan mijn voorkeur wegdroeg. Zelfs dat ik later leraar zou worden, stond in de sterren geschreven en zwoer ik op mijn zes jaar met hand op het hart aan jong en oud. In het middelbaar begon de ellende pas. Aanvankelijk kon ik nog gemakkelijk kiezen voor Latijn-talen, puur op eliminatie: zo weinig mogelijk wiskunde. Toen mijn leerkrachten me in het laatste jaar om de oren sloegen met allerhande opleidingen en bepalende keuzes voor je godganse leven, begon ik te wankelen. Terwijl mijn klasgenoten één voor één in een aha-erlebnis schoten wat hun toekomst betrof, begon het bij mij te schemeren. Het daagde al snel dat ik niets kon doen met alleen rood, geel en blauw. Het leven vroeg andere kleuren. Ik maakte dus eens een gedachte oranje, schilderde mijn gevoel groen of kleurde een ervaring purper. Of dat mooi was? Dat ik het bij god niet weet. Ik kliederde maar wat. De enige dingen die ik mooi vond, bleven rood, geel of blauw. Tegenwoordig durf ik zelfs mijn drie vertrouwde verfpotjes van de kleuterschool niet meer gebruiken, want het leven is helaas te genuanceerd en complex geworden. Gebruik ik rood, schop ik wel tegen iemands schenen. Blauw is nog erger, dan lopen mensen over me heen alsof ik er niet sta. En als ik geel gebruik, hadden ze toch meer diepgang verwacht van iemand zoals ik. Ik doop mijn penseel dan maar in grijswaarden of flauwe afkooksels omdat de wereld dat verlangt. Tot nu, want ik heb ongelijk. Het is mijn overtuiging dat de kracht van ieder mens schuilt in het kind-zijn. In het niet tegen zijn verlies kunnen bij een spelletje. In het neuspeuteren wanneer niemand kijkt. In de schilderwerkjes aan de klasmuur in de lagere school. Mijn fantasie, creativiteit en oog voor detail zijn daar geboren. Mijn passie en bevlogenheid voor het leven, maar ook mijn vanzelfsprekendheid, luiheid en snel opgeven. Een volwassen leven inkleuren vraagt een groot aantal tinten en kleurschakeringen, dat is zeker. Maar het kind in jezelf wegsteken, is de bezieling wegsteken. Ik mag nooit meer mijn hoofdkleuren opbergen, want daarmee heb ik leren schilderen. Wat ik moet leren is dat ik passie kan bijkleuren met dosering, angst kan verdoezelen met relativering en droefheid kan opmaken met hoop.

Lennart Vanstaen
124 7

Gepubliceerd op

21 feb. 2024